Grondslagen begroting
In deze paragraaf zijn de uitgangspunten en grondslagen opgenomen die zijn gehanteerd bij het opstellen van deze programmabegroting. Eerst worden de uitgangspunten van het financieel beleid genoemd. Daarna zijn de grondslagen uitgewerkt. Dit betreft de aangehouden indexeringen en de prognoses over de ontwikkeling van het aantal inwoners en woningen.
Uitgangspunten financieel beleid
De volgende spelregels worden gehanteerd die moeten zorgen voor een solide financiële positie:
een structureel sluitende begroting van baten en lasten;
gemeentelijke belastingen worden niet verhoogd, behalve de indexering;
leges blijven kostendekkend;
financiële meevallers vloeien terug naar de algemene middelen;
tegenvallers worden zoveel als mogelijk opgevangen binnen het betreffende onderdeel van de programmabegroting;
de gemeente gaat terughoudend om met grote investeringen vanwege de hoge schuldpositie;
nieuwe taken die in de toekomst door het Rijk naar gemeenten worden overgeheveld, moeten worden bekostigd met Rijksmiddelen.
Grondslagen
Indexering
Bij de behandeling van de Voorjaarsrapportage 2024 zijn de algemene indexeringspercentages voor 2025 vastgesteld. Deze zijn gebaseerd op het Centraal Economisch Plan 2024 (CEB) van het Centraal Planbureau (CPB). Bij de vaststelling van de indexeringspercentages worden de twee voorgaande begrotingsjaren nagecalculeerd.
Het meerjarenbeeld 2026 tot en met 2028 is gebaseerd op constante prijzen. Dat wil zeggen dat het prijspeil 2025 ook voor die jaren wordt gehanteerd. Voor de jaren 2026 en verder is derhalve geen rekening gehouden met prijs- en loonstijgingen op de lasten en een inflatiecorrectie op de baten.
De volgende indexeringen zijn voor de Programmabegroting 2025-2028 gehanteerd:
Tabel 163
Omschrijving | % |
---|---|
Nationale consumentenprijsindex (cpi): | |
- nacalculatie 2023 | -3,10% |
- nacalculatie 2024 | 0,40% |
- indexering 2025 | 1,60% |
- totaal Nationale consumentenprijsindex | 0,10% |
Loonkosten gemeentepersoneel: | |
- indexering 2025 | 4,40% |
Omdat de financiële doorwerking van de CAO's voor 2023 en 2024 al verwerkt zijn, vindt hier geen nacalculatie voor plaats. | |
Materiële budgetten (goederen en diensten) | |
- nacalculatie 2023 | -1,80% |
- nacalculatie 2024 | -1,00% |
- indexering 2025 | 2,20% |
- totaal indexering materiële budgetten | -0,60% |
Inkomensoverdrachten (subsidies): | |
- nacalculatie 2023 | -3,10% |
- nacalculatie 2024 | 0,40% |
- indexering 2025 | 1,60% |
- totaal indexering inkomensoverdrachten | 0,10% |
Sociale uitkeringen in natura, loongevoelig deel: | |
- nacalculatie 2023 | 0,80% |
- nacalculatie 2024 | 1,20% |
- indexering 2025 | 4,20% |
- totaal sociale uitkeringen in natura, loongevoelig deel | 6,20% |
Sociale uitkeringen in natura, overige budgetten: | |
- nacalculatie 2023 | -3,10% |
- nacalculatie 2024 | 0,40% |
- indexering 2025 | 1,60% |
- totaal sociale uitkeringen in natura, overige budgetten | 0,10% |
Bijdrage gemeenschappelijke regelingen, loongevoelig deel: | |
- indexering 2025 | 4,40% |
Omdat de financiële doorwerking van de CAO's voor 2023 en 2024 al verwerkt zijn, vindt hier geen nacalculatie voor plaats. | |
Bijdrage gemeenschappelijke regelingen, overige budgetten: | |
- nacalculatie 2023 | -1,80% |
- nacalculatie 2024 | -1,00% |
- indexering 2025 | 2,20% |
- totaal bijdrage gemeenschappelijke regelingen, loongevoelig deel | -0,60% |
Overheidsinvesteringen: | |
- nacalculatie 2023 | -0,40% |
- nacalculatie 2024 | 1,40% |
- indexering 2025 | 2,00% |
- totaal overheidsinvesteringen | 3,00% |
De indexering voor inkomensoverdrachten (subsidies) is gelijk gesteld aan het inflatiecijfer van het cpi. Dit conform de bestendige beleidslijn.
Rente
Voor de berekening en doorbelasting van rentelasten zijn de volgende percentages gehanteerd:
Tabel 164
Omschrijving | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 |
---|---|---|---|---|
Rente aan te trekken langlopende geldleningen | 3,75% | 3,75% | 3,75% | 3,75% |
Rente aan te trekken kortlopende geldleningen | 3,75% | 3,75% | 3,75% | 3,75% |
Rekenrente/renteomslag | 2,00% | 2,00% | 2,00% | 2,00% |
Inwoners en woningen
Voor de ontwikkeling van het aantal inwoners en woningen is rekening gehouden met de volgende prognose in de berekening van de algemene uitkering uit het gemeentefonds:
Tabel 165
Omschrijving | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 |
---|---|---|---|---|
Inwoners per 1-1 | 164.000 | 166.000 | 169.100 | 172.900 |
Woningen per 1-1 | 67.790 | 69.320 | 70.800 | 72.970 |
De ontwikkeling (realisatie en prognose) van het aantal inwoners en woningen in de jaren 2020-2028 is weergegeven in Figuur 3.
Areaalsystematiek groei van de gemeente
Op basis van de prognoses van de groei van het aantal inwoners en woningen wordt via een stelpost in het meerjarenbeeld rekening gehouden met een stijging van de lasten. Hierbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Instandhouding huidige voorzieningenniveau
Huidige uitgaven (actuele begroting) zijn de berekeningsgrondslag van de methodiek
Areaaleffecten zijn autonoom (onvermijdelijk) en worden meegenomen in de bestuurlijke besluitvorming (integrale afweging)
Eenvoud en robuust
Objectivering: gebruik van data uit objectieve bronnen
De systematiek geldt voor de gehele gemeentelijke begroting
Alleen relevante exploitatielasten van structurele aard worden meegenomen
Om de benodigde stelpost te kunnen berekenen is voor elke taak bepaald welke parameter/maatstaf als veroorzaker van de mutatie kan worden gezien. Hierbij is rekening gehouden met de volgende voorwaarden:
het verdient de voorkeur om de parameter aan te sluiten met de verdeelmaatstaven van het gemeentefonds omdat deze goed meetbaar zijn;
het heeft de voorkeur om met zo weinig mogelijk parameters te werken. Dit komt de uitlegbaarheid en robuustheid van de areaalsystematiek ten goede (zie uitgangspunt 4);
bepaal de parameter die het beste aansluit bij de taak;
de parameter moet naast goed meetbaar zijn ook de groei of krimp van de gemeente kunnen weerspiegelen.
Bij de vaststelling van de areaalsystematiek is gekozen voor twee parameters: aantal inwoners en aantal woningen.
In de Programmabegroting 2025-2028 is rekening gehouden met een stelpost van € 930 per extra inwoner en € 480 per extra woning. Voor de dekking van extra overheadlasten wordt de berekende stelpost met 10% verhoogd.
De hogere lasten als gevolg van deze stelpost worden deels gecompenseerd door een hogere algemene uitkering uit het gemeentefonds (meer inwoners en meer woningen) en een hogere opbrengst OZB-woningen (meer woningen).
Op basis van deze uitgangspunten wordt in Tabel 166 het effect van de areaalsystematiek op het meerjarenbeeld weergegeven.
Tabel 166
Omschrijving (bedragen x € 1.000) | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 |
---|---|---|---|---|
Stelpost hogere lasten | ||||
Totaal per inwoner | 744 | 2.604 | 5.487 | 9.021 |
Totaal per woning | 322 | 1.056 | 1.766 | 2.808 |
Overhead 10% | 107 | 366 | 725 | 1.183 |
Totaal stelpost | 1.173 | 4.026 | 7.978 | 13.012 |
Hogere baten door de groei: | ||||
Onroerendezaakbelasting woningen | 230 | 757 | 1.266 | 2.012 |
Algemene uitkering gemeentefonds | 598 | 2.008 | 5.279 | 9.575 |
Totaal hogere baten | 828 | 2.765 | 6.545 | 11.587 |
Saldo | -345 | -1.261 | -1.434 | -1.425 |
De omvang van de stelpost wordt jaarlijks bij de voorjaarsrapportage herrekend op basis van de laatst bekende prognoses van het aantal inwoners en woningen. Voor de verdeling van de stelpost voor 2025 over de programma's wordt, op basis van het werkelijke mutatie van het aantal woningen en inwoners in 2024, bij de Voorjaarsrapportage 2025 een voorstel gedaan.