Ontwikkeling indicatoren
De drie kernindicatoren laten de volgende ontwikkeling zien ten opzichte van de Voorjaarsrapportage 2025:
Netto schuldquote
P&C-Product | realisatie 2024 | raming 2025 | raming 2026 | raming 2027 | raming 2028 | raming 2029 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Programmabegroting 2026 - 2029 | 65% | 70% | 88% | 105% | 115% | 124% | ||||||
Voorjaarsrapportage 2025 (juni 2025) | 65% | 73% | 87% | 103% | 110% | 109% |
Lasten schuldpositie
P&C-Product | realisatie 2024 | raming 2025 | raming 2026 | raming 2027 | raming 2028 | raming 2029 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Programmabegroting 2026 - 2029 | 6,8% | 5,5% | 6,5% | 7.5% | 8,2% | 9,1% | ||||||
Voorjaarsrapportage 2025 (juni 2025) | 6,8% | 5,5% | 6,8% | 7,8% | 8,7% | 9,7% |
Solvabiliteit
P&C-Product | realisatie 2024 | raming 2025 | raming 2026 | raming 2027 | raming 2028 | raming 2029 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Programmabegroting 2026 - 2029 | 38,2% | 35,2% | 31,3% | 28,9% | 27,5% | 26,7% | ||||||
Voorjaarsrapportage 2025 (juni 2025) | 38,2% | 32,9% | 30,8% | 28,7% | 27,6% | 27,9% |
Toelichting
Bij de berekening van de indicatoren is er van uitgegaan dat van het investeringsplan 57,5% van de voor een jaar geraamde investeringsbedragen gerealiseerd worden. Dit percentage werd bij de Voorjaarsrapportage 2025 aangepast omdat de realisatie van de investeringen achterblijft bij de begroting. Deze middelen worden ingezet voor capaciteit om onderbouwd keuzes te kunnen maken over de fasering en temporisering van de investeringsprojecten. Deze aanpassing draagt ook bij aan een realistischere raming bij de indicatoren. De verschillen tussen de ratio's zoals berekend bij de Voorjaarsrapporage 2025 en deze programmabegroting zijn dan ook betrekkelijk klein. Ten opzichte van de Voorjaarsrapportage 2025 wordt de stijging van de Netto schuldquote door twee redenen veroorzaakt. Als eerste zijn de uitbreidings- en vervangingsinvestingen uit de Voorjaarsrapportage 2025 aan het investeringsplan toegevoegd. Het betreffen onder andere de actualisatie van het IHP (€ 6 miljoen) en het toevoegen van de jaarschijf 2029 van de VOR 2026, 2027 en 2028 (€ 20 miljoen). Zie voor een toelichting paragraaf 3.8 van de Voorjaarsrapportage 2025. De tweede reden van de stijging betreft de verwerking van de financieringsbehoefte van het MPG per 1 januari 2025. De voorraad onderhanden werk neemt fors toe ten opzichte van de ramingen uit het (t)MPG 2024. Dit is ook terug te zien in de ratio grondexploitatie in de periode 2026-2029. Van de totale stijging van de netto schuldquote in 2029 wordt 12% verklaard door een stijging van de vooraad onderhanden werk. ZIe hiervoor het onderdeel kengetallen financiële positie. Zoals beschreven in de notitie Schuldpositie 2023, zijn stijgingen van de netto schuldquote voor de ontwikkeling van gronden niet noodzakelijkerwijs een probleem, omdat bij verkoop (minimaal) hetzelfde bedrag weer beschikbaar komt om de schulden af te lossen.
De indicator Lasten schuldpositie geeft een vergelijkbare uitkomst ten opzichte van de Voorjaarsrapportage 2025. Bij de voorjaarsrapportage is rekening gehouden met een daling van de te betalen rente naar 3%. Ondanks de lagere rente, zullen we door eerdergenoemde redenen in het meerjarenbeeld meer leningen aan moeten trekken. Hierdoor blijft de indicator vrijwel op hetzelfde niveau als werd verwacht bij de Voorjaarsrapportage 2025. De indicator staat in het gehele meerjarenbeeld nog ruim op groen. Zoals toegelicht bij het risico 'Rentestijging' (R331) ontwikkelt de inflatie in Europa zich rondom de doelstelling van de Europese Centrale Bank (ECB). De huidige geopolitieke omstandigheden, met onder andere dreigende handelsbarrières en stijgende defensie-uitgaven, leiden tot onzekerheden bij inschattingen van de renteontwikkeling. De kans is aanwezig dat de rente toch weer gaat stijgen en de rentelasten in het meerjarenbeeld toenemen. De kans blijft dus bestaan dat de ECB de rente weer verhoogt. Dit zal dan op termijn tot uitdrukking komen in in deze ratio.
Voor zowel de ratio's Netto schuldquote en Lasten schuldpositie is het totaal van de geraamde baten, exclusief reservemutaties in een begrotingsjaar van belang. Uit het overzicht baten en lasten blijkt dat dit totaal fluctueert, maar vanaf 2027 een sterke daling vertoont. Dit wordt deels veroorzaakt door het effect van de baten en lasten voor de opvang Oekraïense ontheemden. De baten en lasten zijn tot en met 2026 geraamd. De kosten worden vergoed door het Rijk middels een specifieke uitkering. Vanwege de onvoorspelbaarheid zijn de baten en lasten niet geraamd voor 2027 en verder. Vanaf dat jaar ontstaat daardoor een daling in de baten. In 2028 komt daar de korting op het gemeentefonds bij. Vanaf 2029 stijgen de baten vanuit het gemeentefonds weer, maar in dat jaar wordt dit effect teniet gedaan door een lagere opbengst vanuit de grondexploitaties. Door dit noemereffect maken de ratio's Netto schuldquote en Lasten schuldpositie vanaf 2027 een sprong omhoog in het meerjarenbeeld. Omdat in het meerjarenbeeld geen rekening wordt gehouden met indexatie als gevolg van inflatie, zal het totaal van de baten vanaf 2027 nog wel enigzins stijgen als gevolg van autonome ontwikkelingen. Dit temporiseert de stijging in deze ratio's.
De solvabiliteit neemt in de eerste jaarschijven van het meerjarenbeeld toe ten opzichte van de Voorjaarsrapportage 2025. In de laatste jaren zien we een afname. Dit wordt veroorzaakt door zowel deler- als noemereffecten. Bij de delereffecten zien we als eerste een stijging. Dit wordt veroorzaakt door een actulisatie van het meerjarenbeeld van de reserves, de storting van het resultaat uit 2024 leidt in de eerste jaren direct tot een stijging. Bij de Voorjaarsrapportage 2025 heeft de raad besloten het meerjarenbeeld sluitend te maken met onttrekkingen uit de Algemene dekkingsreserve en daarnaast de programmakosten woningbouw uit de Algemene dekkingsreserve te dekken. Deze onttrekkingen leiden op termijn tot een lagere solvabiliteit. Daarnaast komt het noemereffect dat verbonden aan de toelichting bij de netto schuldquote is. Als gevolg van de verwerking van de investeringen van de Voorjaarsrapportage 2025 en de stijging van de vooraad onderhanden werk grondexploitaties stijgt de benodigde omvang van het vreemd vermogen, waardoor de solvabilteit daalt.
Conclusie
De schuldpositie van de gemeente Haarlemmermeer blijft hoog ten opzichte van andere gemeenten. Omdat Haarlemmermeer een groeigemeente is, zal dit nog lang het geval zijn. Het blijft noodzakelijk grote investeringen te doen. Enerzijds voor het in stand houden van voorzieningen, anderzijds voor nieuwe voorzieningen, onder andere infrastructuur en groen ten behoeve van de woningbouw. Om deze investeringen, die 20 tot 40 jaar meegaan, te kunnen doen, is het noodzakelijk langlopende geldleningen aan te trekken. Hierbij is steeds het uitgangspunt dat alleen de noodzakelijke investeringen gedaan worden. Het is aan de raad om te bepalen welke investeringen dit betreft.
De prognoses van de indicatoren laten voor 2026 twee groene en één oranje waarde zien. Bij geen van de indicatoren is een overschrijding van de grens naar rood in beeld. Wel zien we bij de netto schuldquote een ontwikkeling naar oranje, met name veroozaakt door de voorraad onderhanden werk grondexplotaties. Er blijft echter voldoende ruimte om eventuele renteverhogingen van nieuw aan te trekken leningen en nieuwe investeringen in de toekomst te kunnen dragen. Dit blijkt met name uit de ruimte binnen de indicator lasten schuldpositie. De ratio solvabiliteit zal naar verwachting oranje blijven in de meerjarenperiode. Zoals in het onderdeel financiële hoofdlijnen kan worden teruggevonden valt het op dat Haarlemmermeer, ondanks dat deze op oranje staat, hiermee vergelijkbaar scoort als andere gemeenten in dezelfde categorie van inwoners. Deze waarden geven aan dat er nu geen aanleiding is om actie te ondernemen. Wel blijft waakzaamheid geboden, zeker gezien de maatregelen die genomen zijn om de begroting van 2026 en 2027 sluitend te maken en het tekort in het meerjarenbeeld dat vanaf 2028 resteert.
Met de huidige renteprognoses en de uitstekende ratio weerstandsvermogen wordt het risico van de schuldpositie op dit moment als laag ingeschat. Op de indicatoren van de schuldpositie vindt een actieve monitoring plaats en bij financiële besluiten van € 25 miljoen en hoger wordt het effect op de schuldpositie meegenomen in de afweging.