Het financiële beeld
Door de doorwerking van het coalitieakkoord Rutte IV en de extra uitgaven van het Rijk ten opzichte van de Maartbrief 2022, laten de jaren 2023 tot en met 2025 overschotten zien. Met deze overschotten kunnen nadelen als gevolg van externe factoren opgevangen worden. Hierbij kan gedacht worden aan de gevolgen van de hoge inflatie als gevolg van de wereldwijde tekorten van materiaal en landelijk de tekorten aan personele capaciteit. In de programmabegroting zijn hiervoor stelposten verwerkt, maar onzeker is of die voldoende zijn. Verder kunnen de overschotten worden gebruikt voor het oplossen van andere incidentele knelpunten. Vanaf 2026 is sprake van een tekort. Dit is het directe gevolg van het voornemen van het Kabinet om vanaf 2026 te gaan werken met een nieuwe financieringssystematiek voor gemeenten en provincies. Vooruitlopend daarop is het accres van het gemeentefonds in 2026 vastgezet op € 840 miljoen en wordt weer rekening gehouden met de opschalingskorting van € 675 miljoen. Het gevolg is dat de algemene uitkering voor Haarlemmermeer in 2026 met € 21,5 miljoen daalt ten opzichte van 2025. Gezien deze problematiek, die bij alle gemeenten speelt, heeft het Rijk een contourennota financieringssystematiek medeoverheden opgesteld. Hierin worden twee mogelijkheden beschreven om de financiële consequenties van het voornemen van het Kabinet op te vangen.
Het vastzetten van het accres 2026 is nooit beoogd als een bezuiniging voor de decentrale overheden. Het financiële gat dat nu zichtbaar wordt in 2026, zal gedicht worden in afstemming tussen Rijk en decentrale overheden.
Het vastzetten van het accres 2026 is een gegeven. Rijk en decentrale overheden zullen in gesprek moeten over de consequenties en komen tot afspraken over bijgestelde beleidsambities die passen bij deze financiële ruimte.
Het Kabinet ziet in dat het noodzakelijk is om gemeenten en provincies helderheid te geven over de richting van de oplossing van de financiële situatie in 2026 en de daarbij passende vervolgstappen. Hierbij wordt ook de eventuele vergroting van het lokaal belastinggebied betrokken. Zolang het kabinet geen helderheid geeft, accepteren wij nu een tekort in 2026. Wij rekenen erop dat het Rijk tijdig met structurele oplossingen komt.
In het kader van het financieel beleid van onze gemeente stellen we voor, wanneer als gevolg van de onzekere financieringssystematiek van het Rijk naar de gemeenten tekorten ontstaan, maximaal de laatste twee jaren van het meerjarenbeeld negatief mogen staan.
In het meerjarenbeeld is rekening gehouden met de ombuigingen waartoe bij de Voorjaarsrapportage 2021 besloten is. Dit op basis van de strategische heroriëntatie. In totaal is besloten tot € 13 miljoen aan ombuigingen. In het coalitieakkoord 2022-2026 'Toekomstbestendig groeien' is het voornemen opgenomen om op zoek te gaan naar manieren om de ombuigingen te verzachten. Hierbij wordt een sluitend meerjarenbeeld niet uit het oog verloren. Voor het verzachten van de ombuigingen is vanaf 2024 structureel € 2 miljoen opgenomen in de financiële effecten van het coalitieakkoord. Hiermee is het te realiseren bedrag aan ombuigingen in 2024 € 6,3 miljoen en voor de jaren 2025 en verder € 11 miljoen. Zonder deze ombuigingen zou het negatieve saldo in 2026 nog hoger zijn dan nu geraamd.
De financiële conditie van de gemeente Haarlemmermeer is goed. Dit wordt ook bevestigd door de accountant in het verslag van bevindingen bij de Jaarrekening 2021. Ten opzichte van de landelijk gemiddelden valt Haarlemmermeer qua weerbaarheid positief op door een hogere solvabiliteit en een hogere exploitatieruimte. De Algemene dekkingsreserve is groot genoeg om incidentele nadelen op te vangen en om de risico's zoals benoemd in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing af te dekken. De ratio van het weerstandsvermogen is uitstekend. Wel blijft de hoogte van de schuld punt van aandacht. De netto schuldquote is hoog ten opzichte van andere gemeenten. Dit is verklaarbaar, omdat Haarlemmermeer een groeigemeente is. Om een groot aantal extra woningen te realiseren, is het noodzakelijk te investeren in voorzieningen. Hiernaast moet de gemeente ook het bestaande areaal in stand houden. Hierbij is steeds het uitgangspunt dat alleen de noodzakelijke investeringen gedaan worden. Het is aan de raad om te bepalen welke investeringen dit betreft.
De berekening van de ratio's is een momentopname. De netto schuldquote is bijvoorbeeld de resultante van het totaal van de schulden gedeeld door de baten. Als de baten stijgen, daalt de schuldquote bij een gelijkblijvende schuld. De baten stijgen autonoom als gevolg van inflatie, waarmee in het meerjarenbeeld geen rekening is gehouden.
Onzekerheden
Vooral door de hoge accressen van het gemeentefonds als gevolg van het rijksbeleid, is de prognose voor het meerjarenbeeld tot en met 2025 positief. 2026 laat een negatief saldo zien. Daarbij is geen rekening gehouden met de onzekerheden die er zijn. Met name betreft dit de kosten van de jeugdzorg en de wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de inkomsten uit de toeristenbelasting.
Voor het jaar 2023 is rekening gehouden met indexering van de budgetten op basis van de voorspellingen van het Centraal Planbureau (CPB) in het Centraal economische plan (CEP) 2022. Als gevolg van de coronacrisis en de oorlog in Oekraïne zijn in 2022 de loon- en prijsstijgingen fors hoger dan we gewend zijn. Er is sprake van wereldwijde tekorten aan materiaal en landelijk tekorten aan personele capaciteit. Voor de hogere inflatie in 2022 zijn extra stelposten opgevoerd voor de indexering van materiële budgetten en ter dekking van extra kapitaallasten als gevolg van hogere indexering van investeringen. Onzeker is of deze stelposten voldoende zijn voor het opvangen van de inflatie over 2022. Ook de inflatie over 2023 is nog ongewis. Gezien deze onzekerheden is een risico 'Kostenstijgingen als gevolg van schaarste' opgenomen in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing. Omdat de Centrale Europese Bank (CEB) de inflatie wil bestrijden door het verhogen van de rente is ook een risico 'Rentestijging' opgenomen.
Voor de jeugdzorg en de Wmo is in het meerjarenbeeld een stelpost van 4,5% opgenomen voor volumestijging, maar de vraag is of dit voldoende is. Vanaf 2024 is rekening gehouden met een trendbreuk en afvlakking van de groei en is de cumulatieve stelpost 2%. Het risico bestaat dat de volumegroei toch hoger is.
Op basis van de door de raad aangenomen motie 'Positief gestemd!' is de raming van de toeristenbelasting in 2024 met € 1 miljoen en in 2025 met € 2 miljoen verhoogd. De raad heeft de verwachting uitgesproken dat de toerismesector zich in de periode 2023–2025 zal herstellen en dat als dit herstel zich heeft ingezet de behoefte naar extra hotelkamers in Haarlemmermeer geleidelijk zal terugkeren. Deze meeropbrengst is onzeker. Dit omdat de omzet van de hotels door de coronacrisis nog zwaar onder druk staat (lagere bezetting én lagere overnachtingsprijzen) en het nog de vraag is of het aantal zakelijke reizigers in dezelfde mate terugkomt na de coronacrisis. Het grootste deel van de hotels in Haarlemmermeer is gericht op de zakelijke markt.
Naast deze onzekerheden krijgen de gemeenten ook nog nieuwe taken zoals de Omgevingswet, Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen en het Klimaatakkoord. Of voor de implementatie en uitvoering van deze nieuwe taken voldoende compensatie van het Rijk komt is niet duidelijk. Gezien de financiële positie van de Nederlandse gemeenten in het algemeen heeft de algemene ledenvergadering van de VNG besloten dat gemeenten nieuwe taken alleen oppakken als het Rijk zorgt voor voldoende financiële compensatie.