Het financiële beeld
De programmabegroting is opgesteld op basis van het door de raad vastgestelde beleid. Alle baten en lasten van het huidige takenpakket van de gemeente zijn zo realistisch mogelijk geraamd. Bij het opstellen van een begroting maken we altijd inschattingen, maar in het huidige tijdsbestek zijn de onzekerheden groter dan anders. Wat doet de inflatie en de rente en wat kunnen we van het Rijk verwachten nu het Kabinet demissionair is? Wat betreft dit laatste zijn de cijfers van de meicirculaire 2023 verwerkt in het meerjarenbeeld, omdat dit de laatst bekende formele informatie is. Vanuit het perspectief van een gedegen financieel beleid worden geen aannames gedaan over een eventuele hogere (of lagere) algemene uitkering uit het gemeentefonds.
Voor de te ramen inflatie (loon- en prijsstijgingen) is uitgegaan van de informatie in het Centraal economisch plan (CEP) 2023 van het Centraal planbureau (CPB). Nieuw is dat vanaf het begrotingsjaar 2024 de indexering van de baten en lasten wordt nagecalculeerd. In 2024 worden de in het CEP 2023 geactualiseerde cijfers van de begrotingsjaren 2022 en 2023 verwerkt in de aan te houden indexeringen in 2024. Met deze systematiek wordt een te lage of te hoge indexatie in een voorgaand jaar gecorrigeerd in een volgend begrotingsjaar. Bij de vaststelling van de Voorjaarsrapportage 2023 (7735887) heeft de raad ingestemd met deze systematiek. Mede als gevolg van de nacalculatie wordt een stijging van de belastingopbrengsten met 13,7% geraamd. Deze stijging wordt voor 11,2% veroorzaakt door de hogere inflatie in 2022 en 2023 dan waar eerder rekening mee was gehouden in de programmabegrotingen van deze jaren.
Een andere aanpassing is, dat vanaf deze begroting in het meerjarenbeeld rekening wordt gehouden met de autonome groei van de lasten als gevolg van de groei van de gemeente. Dit gebeurt op basis van een areaalsystematiek die is toegepast voor alle programma’s en het overzicht overhead van de programmabegroting. Tevens is in het meerjarenbeeld rekening gehouden met de autonome toename van de algemene uitkering uit het gemeentefonds en de onroerendezaakbelasting eigenaren woningen als gevolg van de stijging van het aantal inwoners en woningen.
Met deze twee aanpassingen in de wijze van ramen van de baten en lasten is weer een stap gezet om te komen tot een robuuster financieel beleid. Hiermee moet voorkomen worden dat we worden overvallen door niet sluitende begrotingsjaren.
In deze programmabegroting worden de jaren 2024 en 2025 materieel sluitend gepresenteerd. Dit wil zeggen dat in deze jaren de structurele lasten worden gedekt door de structurele baten. De jaren 2026 en 2027 zijn niet materieel sluitend. Dit is het gevolg van het voornemen van het demissionaire Kabinet om de financieringssystematiek van de gemeenten vanaf 2026 te wijzigen. Met deze eenzijdige wijziging heeft het Kabinet al rekening gehouden in de circulaires over het gemeentefonds, terwijl de gesprekken met de VNG over de nieuwe financieringssystematiek nog niet zijn afgerond. Het presenteren van een tekort voor de jaren 2026 en 2027 sluit aan bij het begrotingsadvies van de VNG dat zij op 14 juli 2023 heeft uitgebracht (ledenbrief 23/030). Met de VNG verwachten wij dat onze financieel toezichthouder, Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, tot een positief oordeel over de begroting 2024 zal komen en dat de gemeente onder repressief toezicht blijft staan.
Door het in het verleden gevoerde financiële beleid is de uitgangspositie van de gemeentelijke financiën gelukkig goed. Dit wordt ook bevestigd door onze externe accountant in het verslag van bevindingen bij de Jaarrekening 2022. Hierbij heeft de accountant de zes verplichte financiële kengetallen vergeleken met de landelijke cijfers. In de notitie Schuldpositie 2023 heeft de raad besloten drie kernindicatoren aan te wijzen om de ontwikkeling van de schuld te monitoren. In het meerjarenbeeld van deze programmabegroting bewegen de netto schuldquote en de solvabiliteit zich in de categorie neutraal (oranje). De lasten schuldpositie blijft gedurende het gehele meerjarenbeeld op groen. Hieruit blijkt dat de schuld betaalbaar blijft, ook al komt de netto schuldquote aan het eind van het meerjarenbeeld in de categorie meest risicovol. Dit wordt met name veroorzaakt door de voorgenomen investeringen.
Procesvoorstel sluitend meerjarenbeeld
Vanuit het oogpunt van een gedegen financieel beleid is het noodzakelijk ons nu al voor te bereiden op mogelijke ombuigingen vanaf het begrotingsjaar 2026. Dit sluit ook aan bij het beleid dat is vastgesteld bij het raadsbesluit over de Programmabegroting 2023-2027, dat wanneer als gevolg van de onzekere financieringssystematiek van het Rijk naar de gemeenten tekorten ontstaan, maximaal de laatste twee jaar negatief mogen staan.
In eerste instantie zal dit proces ambtelijk zijn en vanaf het voorjaar 2024 ook bestuurlijk. In het amendement ‘Raad in positie’ zoals aangenomen bij de Strategische Agenda van de Raad (SAR) bij de Voorjaarsrapportage 2023, heeft de raad als onderwerp ‘Procesvoorstel om te komen tot een positief meerjarenbeeld’ aan de SAR toegevoegd.
Wij hebben het volgende proces op hoofdlijnen voor ogen:
1. Ambtelijke uitwerking | september t/m december 2023 |
2. Bestuurlijke bespreking en raadsconsultatie | januari t/m maart 2024 |
3. Besluitvorming (gelijk met Voorjaarsrapportage 2024) | april-juni 2024 |
De ambtelijke uitwerking bestaat uit het maken van een lijst met mogelijke maatregelen. Het gaat hierbij om maatregelen om taken te minderen, taken stop te zetten en inkomsten te verhogen. De ambtelijke organisatie wordt gevraagd de (maatschappelijke) effecten goed in beeld te brengen. Daarmee is er voor de raad ruimte keuzes te maken. Voorafgaande aan de besluitvorming wordt de raad in het vroege voorjaar meegenomen in de mogelijke maatregelen. De reactie en eventuele aanvullende voorstellen van de raad worden meegenomen in het raadsvoorstel dat de raad gelijktijdig met de Voorjaarsrapportage 2024 wordt aangeboden. In dat voorstel zal ook worden ingegaan op welke ombuigingen (als eerste) worden verzacht indien er toch (gedeeltelijke) aanvullende rijksmiddelen komen.
Naar aanleiding van de door de raad aangenomen motie ‘Geen Haagse knaken-Geen Haagse taken’ wordt bij de mogelijke maatregelen ook gekeken naar taken die aan de gemeente zijn opgelegd door het Rijk en stopgezet kunnen worden omdat de gemeente onvoldoende middelen van het Rijk ontvangt.