Onderdeel D: Onvoorzien/saldo kostenplaatsen

Tabel 74 Wat mag het kosten?

(Bedragen × € 1.000)

JR2020

2021

2022

2023

2024

2025

Onderdeel D: Onvoorzien/saldo kostenplaatsen.

Baten

30

-

-

-

-

-

Lasten

1.103

4.380

9.275

2.741

2.643

6.668

Saldo

-1.073

-4.380

-9.275

-2.741

-2.643

-6.668

Onvoorziene uitgaven

Voor onvoorziene uitgaven is een bedrag geraamd van € 35.000 per jaar. De post onvoorziene uitgaven is bestemd voor kleine posten die onvoorzien, onuitstelbaar en onvermijdbaar zijn. Hierbij is het uitgangspunt dat deze in eerste instantie binnen de beschikbare budgetten opgevangen moeten worden. Pas in tweede instantie kan de raming voor onvoorziene uitgaven worden benut. Voor relatief grote tegenvallers is de raming voor onvoorziene uitgaven niet bedoeld. Grote tegenvallers komen direct ten laste van het resultaat en de Algemene dekkingsreserve.

Stelposten

In de programmabegroting wordt rekening gehouden met stelposten. Dit zijn globale ramingen van baten of lasten waarvan de invulling nog niet concreet is. Daardoor is het niet mogelijk deze stelposten in de ramingen van de programma’s te verwerken en worden ze geraamd onder Algemene dekkingsmiddelen. Als de invulling van een stelpost wel concreet wordt, dan wordt deze invulling via een begrotingswijziging ten gunste of ten laste van een programma gebracht en daarmee geautoriseerd door de raad.

In de Programmabegroting 2022-2025 zijn de volgende stelposten geraamd:

Tabel 75 

Omschrijving (bedragen x € 1.000)

2022

2023

2024

2025

Stelpost volumestijging jeugdzorg en Wmo

3.119

4.779

5.996

7.238

Stelpost areaaluitbreiding openbare ruimte

210

520

940

1.750

Stelpost omgevingswet (omgevingsplan)

1442

1442

0

0

Stelpost bedrijfsvoering

-104

-104

0

-126

Stelposten indexaties

4.914

5.186

5.195

5.195

Stelposten ombuigingen

-150

-150

-200

-570

Stelposten kapitaallasten

-1.095

-1.861

-2.717

-847

Stelposten gemeentefonds

1.300

-6.710

-6.210

-5.610

Totaal stelposten

9.636

3.102

3.004

7.030

De mutaties op deze stelposten ten opzichte van de Voorjaarsrapportage 2021 staan in het overzicht ‘Verloop stelposten’, in het hoofdstuk Financiële begroting.
De stelpost kapitaallasten betreft het geraamde voordeel op de investeringen als gevolg van de aanname dat 75% van de geraamde investeringsbedragen gerealiseerd worden. Verder is voor de dekking van de nog te ramen investeringen voor de inrichting van het nieuwe gemeentehuis in 2025 met € 0,8 miljoen rekening gehouden en voor de structurele lasten voortkomende uit het IHP met € 0,9 miljoen.

De stelpost gemeentefonds betreft de inschatting dat uit het onderzoek naar de kosten van jeugdzorg volgt, dat de gemeenten te weinig middelen voor de jeugdzorg hebben ontvangen van het Rijk. Voor de jaren tot en met 2022 heeft het Rijk de gemeenten wel eenmalig gecompenseerd voor de hogere kosten. De compensatie vanaf 2023 laat het Rijk over aan het nieuwe kabinet. Op basis van afspraken tussen Rijk, IPO en VNG is voor de jaren 2023-2025 een stelpost opgenomen. Verder is in deze stelpost vanaf 2022 rekening gehouden met een nadeel van € 1,7 miljoen op de inkomsten uit algemene uitkering uit het gemeentefonds in verband met de ontwikkeling van de Woz-waarde van het luchtvaartgebied als gevolg van de coronacrisis. De Woz-waarde van het luchtvaartgebied is als gevolg van de coronacrisis fors verlaagd. Hierdoor is de negatieve inkomstenmaatstaf van de algemene uitkering ook gedaald. De verwachting is dat de Woz-waarde de komende jaren stijgt, als de operaties van de luchtvaartmaatschappijen weer op pre-coronaniveau komen. Met als gevolg dat ook de negatieve inkomstenmaatstaf van de algemene uitkering weer stijgt en het in 2021 geconstateerde incidentele voordeel wegvalt.